Menu Close

Les 1: De Basis van Koreaanse Zinnen

Deze les is ook beschikbaar in Español, Русский, Français, 中文, Deutsch en Português

 

Woordenschat

De woordenschat van onze lessen wordt, voor het gemak, verdeeld in zelfstandig naamwoorden, werkwoorden, bijvoeglijk naamwoorden en bijwoorden.

Een PDF van alle woorden met extra informatie is here (Engels).

Wil je nog extra oefenen met de woorden herkennen? Probeer ze dan te vinden in een Word Search (woordzoeker).

Zelfstandig naamwoorden:
한국 = Korea
도시 = stad
이름 = naam
= ik, me (formeel)
= ik, me (informeel)
남자 = man
여자 = vrouw
= dit/deze
= dat/die
= dat/die (als iets ver weg is)
= ding
이것 = dit (ding)
그것 = dat (ding)
저것 = dat (ding)
의자 = stoel
탁자 = tafel
선생님 = leraar
침대 = bed
= huis
= auto
사람 = persoon
= boek
컴퓨터 = computer
나무 = boom
소파 = sofa
중국 = China
일본 = Japan
= deur
의사 = dokter
학생 = student

Bijwoorden en andere woorden:
이다 = zijn
= niet
= ja
아니 = nee

 

Begroetingen

Als men een nieuwe taal leert, willen veel graag beginnen met begroetingen zoals “hallo”, “hoe gaat het” en “dankjewel”. Dat weet ik. Maar, momenteel weet je alleen woorden en weet je bovendien niet eens hóe je ze moet gebruiken of vervoegen. De grammatica van begroetingen is nu nog te moeilijk voor jou om te begrijpen. Je kunt ze wel vast uit je hoofd leren zonder je zorgen te maken over de grammatica.

안녕하세요 = hallo

감사하다 en 고맙다 zijn de twee meestgebruikte woorden voor “dankjewel”. Deze woorden worden echter vervoegd en worden dus nauwelijks in deze vormen gebruikt. Ze kunnen op meerdere manieren worden vervoegd, maar dat zal je pas leren in Les 5 en Les 6. Hieronder staat een lijst met wat meer gebruikelijke vormen, maar je zal nu nog niet begrijpen hoe dit werkt tot toekomstige lessen:

감사합니다
감사해요
고마워
고맙습니다
고마워요

잘 지내세요? = Hoe gaat het?
Dit is een correcte en acceptabele uitdrukking, maar het wordt niet zo vaak gebruikt als in Nederland. Ik zou zeggen dat “잘 지내세요?” een westerse manier is om mensen te begroeten in Korea.

제발 = Alsjeblieft

Het is natuurlijk wel belangrijk dat je deze uitdrukkingen kent, maar je moet wel begrijpen waarom ze zo worden gezegd. Maar maak je daar nu nog geen zorgen om en leer ze simpelweg uit je hoofd. We zullen hier in toekomstige lessen op terug komen als ze belangrijk worden.

 

 

Zinsvolgorde

De Koreaanse zinsvolgorde is één van de moeilijkste dingen om te leren, veel buitenlanders zien dit zelfs als ‘buitenaards’. Voor de bedoelingen van Les 1, worden de zinnen als volgt geschreven:

Onderwerp – Lijdend voorwerp – Werkwoord (Bijvoorbeeld: Ik hamburger eet)
Of
Onderwerp – Bijvoeglijk naamwoord (Bijvoorbeeld: Ik mooi)

Ik zal nog even kort uitleggen wat onderwerp, lijdend voorwerp en bijvoeglijk naamwoord betekenen:
Het onderwerp is de persoon/ding/zelfstandig naamwoord/etc dat iets doet in de zin, wat de actie van het werkwoord onderneemt. Hieronder staan een paar voorbeelden met het onderwerp telkens onderstreept:

Ik ging naar het park
Ik zal naar het park gaan
Mijn moeder houdt van mij
Hij houdt van mij
De hond rende snel
De wolken klaarden op

Het lijdend voorwerp wijst naar iets of iemand waar het werkwoord op speelt. Kijk naar de voorbeeldzinnen hieronder voor een beter beeld:

Mijn moeder houdt van mij
De hond beet de postbode
Hij at rijst
Studenten studeerde Koreaans
(Ezelsbruggetje: het lijdend voorwerp lijdt aan het werkwoord. Het/hij/zij/etc hoeft natuurlijk niet letterlijk te lijden, maar het werkwoord wordt wel op ze uitgeoefend. Het onderwerp niet, omdat hij/zij/etc het werkwoord uitvoert)

Een lijdend voorwerp hoeft niet altijd in een zin voor te komen. In sommige gevallen hoeft een zin met een werkwoord en onderwerp dit niet te hebben, bijvoorbeeld:

Ik sliep
Ik at
Hij liep

Het lijdend voorwerp wordt vaak gebruik om de zin wat specifieker te maken. In sommige gevallen kun je het weghalen, bijvoorbeeld, “Ik at” en “Ik at rijst” zijn allebei correcte zinnen.
Dit kan echter niet bij elk werkwoord, zoals “slapen” of “doodgaan”:

Ik slaap jij
Ik doodgaan jij

Dan komen we bij de bijvoeglijk voornaamwoorden: het bijvoeglijk voornaamwoord geeft een omschrijving van het onderwerp, zoals “mooi”, “leuk”, “saai”, etc.
Bijvoeglijk voornaamwoorden kunnen dus het onderwerp beschrijven, maar niet het lijdend voorwerp. Er is geen zin met een lijdend voorwerp die een bijbehorende bijvoeglijk voornaamwoord heeft.
Hieronder staan wat zinnen met onderwerpen (onderstreept) en bijvoeglijk voornaamwoorden:

School is saai
Ik ben saai
De film was grappig
Het gebouw is groot
Mijn vriendinnetje is mooi
Het eten is lekker

Het is ontzettend belangrijk dat je dit van het begin af aan begrijpt. Elke Koreaanse zin MOET eindigen op een werkwoord (zoals eten, lopen, slapen, etc) OF op een bijvoeglijk voornaamwoord (zoals mooi, lelijk, leuk, etc). Deze regel is zo belangrijk dat ik het nog een keer ga herhalen: Elke Koreaans zin MOET eindigen op een werkwoord OF op een bijvoeglijk voornaamwoord. Goed onthouden dus!

Het is ook belangrijk om te weten dat er twee manieren zijn om “ik” te zeggen in het Koreaans. Veel dingen in een zin (vooral de vervoeging) hangen af van hoe beleefd je moet spreken. Deze vervoegingen zal je pas in Les 6 leren, dus maak je er nu nog geen zorgen om.
Wat je nu wel moet weten zijn de twee verschillende woorden voor “ik”, omdat je ze wel al zal zien in lessen 1 t/m 5, waar beide vormen gebruikt zullen worden.

나, voor informele zinnen, en
저, voor in formele zinnen.

Goed, nu je dit allemaal weet, kunnen we beginnen met het maken van Koreaanse zinnen.

 

 

Koreaanse Partikelen (~는/은 en ~를/을)

De meeste Koreaans woorden hebben in een zin een partikel (een deftig woord om ‘iets’ te zeggen) erachter geplakt. Deze partikelen laten de rol van elk woord in de zin zien – met name welk woord het onderwerp of lijdend voorwerp is.
Let op: Deze woorden zijn niet te vertalen naar het Nederlands, omdat wij zulke partikelen simpelweg niet gebruiken.
Dit zijn de partikelen die je voor deze les moet weten:

는 or 은 (Onderwerp)
Dit wordt direct achter het onderwerp geplakt om te laten zien dat het het onderwerp van de zin is.
Gebruik 는 wanneer de laatste letter van het laatste blok van het onderwerp een klinker is. Bijvoorbeeld:
나 = 나는
저 = 저는

Gebruik 은 wanneer de laatste letter van het laatste blok een medeklinker is. Bijvoorbeeld:
집 = 집은
책 = 책은

를 or 을 (Lijdend voorwerp)
Dit wordt direct achter het lijdend voorwerp gezet om aan te wijzen dat dat het lijdend voorwerp van de zin is.
Gebruik 를 wanneer de laatste letter van het laatste blok een klinker is. Bijvoorbeeld:
나 = 나를
저 = 저를

Gebruik 을 wanneer de laatste letter van het laatste blok een medeklinker is. Bijvoorbeeld:
집 = 집을
책 = 책을

We kunnen nu zinnen maken in de Koreaanse zinsvolgorde en met de Koreaanse partikelen.

1) Ik spreek Koreaans = Ik은 Koreaans을 spreek
은 staat achter “Ik” (het onderwerp)
을 staat achter “Koreaans” (het lijdend voorwerp)

2) Ik kietel je= Ik은 je를 kietel
은 staat achter “ik” (het onderwerp)
를 staat achter “je” (het lijdend voorwerp)

3) Ik schreef een brief = Ik은 brief을 schreef
은 staat achter “ik” (het onderwerp)
을 staat achter “brief” (het lijdend voorwerp)

4) Hij opende de deur = Hij는 deur을 opende
는 staat achter “hij” (het onderwerp)
을 staat achter “deur” (het lijdend voorwerp)

5) Wij maken de pasta = Wij는 pasta를 maken
는 staat achter “wij” (het onderwerp)
를 staat achter “pasta” (het lijdend voorwerp)

Ik weet dat je nu de neiging hebt om partikelen achter Koreaanse woorden te zetten om echte zinnen te maken. Helaas is dit echt nog te ingewikkeld. Het doel van deze les was om je te laten wennen aan de structuur van Koreaanse zinnen.

Hetzelfde kan gedaan worden met zinnen die bijvoeglijk naamwoorden bevatten.
Onthoud wel dat deze zinnen geen lijdend voorwerpen hebben:

1) Mijn vriendinnetje is mooi = Mijn vriendinnetje는 is mooi
:”는” staat achter “mijn vriendinnetje” (het onderwerp)

2) De film was eng = De film은 was eng
:”은” staat achter “de film” (het onderwerp)

Dan is er nog één partikel waarover je moet weten:

에 (Plek of tijdstip)
We hebben het nog niet gehad over plekken en tijden, maar als je iets uitvoert op een bepaald tijdstip, moet je de partikel “에” direct achter het woord dat dat aanwijst zetten.
“에” moet je ook achter het woord dat de locatie aangeeft zetten. Ik zou wel meer willen schrijven over wat “에” doet, maar dat zou je nu alleen door de war brengen. Onthoud nu dat “에” achter de plek of tijd in een zin wordt gezet.
Net zoals vorige partikelen is dit heel moeilijk om naar het Nederlands te vertalen, maar “에” vervangt wel de onderstreepte woorden van de volgende zinnen:

1) Ik ging naar het park
2) Ik ging om 3 uur ‘s middags

Zinnen met een plek/tijdstip kunnen ook een lijdend voorwerp bevatten. Bijvoorbeeld

3) Ik at hamburgers om 6 uur ‘s avonds

Als ik deze zinnen zou vervangen met de Koreaanse zinsvolgorde en partikelen, zou het er zo uit zien:

1) Ik은 park에 ging
2) Ik은 3 uur ‘s middags에 ging
3) Ik은 hamburgers을 6 uur s’ avonds에 at
In bovenstaande zinnen zijn “om 3 uur ‘s middags” en “naar het park” bijwoorden (woorden die aangeven waar, wanneer, hoe, hoeveel). Een bijwoord kan overal in een zin worden geplaatst, behalve op het einde. In les 8 zullen we het weer over bijwoorden hebben.

Nogmaals, het doel van het eerste deel van Les 1 is om je te laten wennen aan Koreaanse partikelen en de zinsvolgorde. Deze kennis heb je later nodig om echte Koreaanse zinnen met werkwoorden/bijvoeglijk voornaamwoorden te maken. Je moet nog iets langer wachten om dat te leren, dus nu gaan we het hebben om zinnen te maken met “zijn”.

Zijn: 이다

De tijd is gekomen dat we een echte zin gaan maken met behulp van het woordje “zijn”. In het Nederlands is dit woordje met bijbehorende vervoegingen best lastig. Kijk maar:
Ik ben een man
Hij is een man
Zij zijn mannen
Ik was een man
Zij waren mannen

In deze zinnen wordt “zijn”, afhankelijk van het onderwerp en tijd in de zin, verschillend vervoegd.

Gelukkig is dit niet zo in het Koreaans. In tegenstelling tot het Nederlands, worden alle woordjes die “zijn” uitdrukken met één woord weergegeven: 이다

In het Koreaans moet 이다 niet gezien worden als werkwoord noch bijvoeglijk naamwoord, omdat het zich vaak iets anders voordoet. Als het belangrijk wordt (in latere lessen), zal ik je leren wat dit verschil precies inhoudt.

Hoewel, in sommige gevallen lijkt 이다 veel op bijvoeglijk naamwoorden. Onthoud dat zinnen die op een bijvoeglijk naamwoord eindigen of als het de predikant van de zin is, geen lijdend voorwerp bevatten. Alleen zinnen met een werkwoord hebben een lijdend voorwerp. Bijvoorbeeld:

Ik eet hamburgers (eet is het werkwoord, het lijdend voorwerp is hamburgers)
Ik ontmoet mijn vriend (ontmoet is het werkwoord, het lijdend voorwerp is vriend)
Ik studeer Koreaans (studeer is het werkwoord, het lijdend voorwerp is Koreaans)
Ik luister naar muziek (luister is het werkwoord, het lijdend voorwerp is muziek)

In bovenstaande zinnen is het mogelijk om een lijdend voorwerp te hebben, omdat het werkwoord de predikant van de zin is. Maar, in zinnen waar het bijvoeglijk naamwoord de predikant is:

Ik ben mooi
Ik ben knap
Ik ben grappig
Ik ben slim

Dit betekent dat we nooit het partikel ~을/를 in een zin kunnen gebruiken dat wordt gegrond door het bijvoeglijk naamwoord (omdat ~을/를 aanduidt dat er een lijdend voorwerp is). ~을/를 zet je er ook niet in wanneer het woord “이다” wordt gebruikt. De basis zinsstructuur voor een zin gegrond door “이다” is:

[zelfstandig naamwoord은/는] [ander zelfstandig naamwoord] [이다]

Bijvoorbeeld:
Ik은 man이다 = Ik ben een man

Vervang dan de woordjes “man” en “ik”:

나 = Ik
남자 = man

나는 + 남자 + 이다

이다 wordt direct achter het zelfstandig naamwoord geplaatst. De bovenstaande constructie ziet er dus zo uit:

나는 남자이다 = Ik ben een man

Nogmaals, het is belangrijk dat je onthoud dat ~를/을 niet achter woorden wordt geplaatst in zinnen met “이다”. De volgende zin is dus incorrect:

나는 남자를 이다.

이다 is het enige woord dat zo is en één van de redenen waarom je het anders moet behandelen dan werkwoorden of bijvoeglijk naamwoorden.


De focus van deze les (en lessen 2 en 3) zijn om je te introduceren aan de Koreaans zinsstructuur. Pas vanaf les 5 en 6 zal je nog vervoegingen en beleefdheid leren van werkwoorden, bijvoeglijk naamwoorden en 이다.

In werkelijkheid worden deze woorden nooit (of heel heel zeldzaam) zonder vervoegingen en beleefdheid geschreven. Voor het belang van lessen 1, 2, 3 en 4 zullen onze voorbeeldzinnen niet echte Koreaanse communicatie zinnen zijn. Als je ze in conversatie zal gooien zouden ze waarschijnlijk niet worden begrepen. Het is essentieel dat je eerst nog wat dingen leren voordat je les 5 en 6 zal begrijpen – zelfs als het kan worden gezien als “technisch incorrect”.

Voor alle “technisch incorrecte” (niet-vervoegde) zinnen in lessen 1 t/m 4 zal ik een correcte (vervoegde) versie van dezelfde zin eronder zetten (eentje formeel en de ander informeel). Je zal deze vervoegingen dan wel niet begrijpen, maar dat maakt nu niet uit.


Andere voorbeelden van 이다 in een zin:

나는 여자이다 = Ik ben een vrouw
(Play나는 여자야 / 저는 여자예요)

나는 선생님이다 = Ik ben een leraar
(Play나는 선생님이야 / 저는 선생님이에요)

나는 사람이다 = Ik ben een persoon
(Play나는 사람이야 / 저는 사람이에요)

나는 ______이다 = Ik ben een _______
(나는 _______ 이야 / 저는 _____이에요)
Hierboven kun je een zelfgekozen zelfstandig naamwoord op de lege plek zetten.

 

 

 

Dit/deze en dat/die (이/그/저)

In de woordenschatlijst zie je dat “dit/deze” 이 is in het Koreaans.
We gebruiken 이 als we het over iets hebben dat dichtbij genoeg is om aan te raken (Bijvoorbeeld: Deze pen – van een pen die ik vasthoud). Net zoals in het Nederlands wordt “이” geplaatst voor de zelfstandig naamwoord die hij omschrijft. Bijvoorbeeld:
(TN: In het Nederlands hebben we twee woorden voor “이”: dit en deze. Afhankelijk van de context en het zelfstandig naamwoord wordt bepaald welk van deze twee woorden je gebruikt. In het Koreaans is dus maar 1 woord voor en “dit” en “deze” vertalen allebei naar 이.)

이 사람 = Deze persoon
이 남자 = Deze man
이 여자 = Deze vrouw
이 차 = Deze auto
이 탁자 = Deze tafel
이 의자 = Deze stoel

Helaas zijn er twee worden voor “dat/die”. Beginners vinden het vaak moeilijk om het verschil tussen “그” en “저” te onderscheiden.

(TN: Ook voor “그” en “저” zijn er twee verschillende woorden in het Nederlands: dat en die. Maak je geen zorgen over welke je moet gebruiken in het Nederlands, onthoud alleen dat ze allebei vertalen naar “그”/“저”. Welke je van “그”/“저” gebruikt hangt puur af van de Koreaanse context en wat je wilt zeggen, het ene Nederlandse woord vertaalt dus niet alleen naar bijvoorbeeld “저”.
Voor sommigen is dit misschien wel gezond verstand, maar ik zeg het toch zodat je niet door de war raakt.)

We gebruiken “그” voor iets dat we in een vorige zin of context hebben gebruikt, ongeacht of je het kan zien of niet. Het zal nu te moeilijk zijn om hier voorbeelden van te geven.
Maar als ik bijvoorbeeld zou zeggen: “Ik vind die man niet aardig [als jouw vriend die man in een vorige zin heeft genoemd].” Het woordje “die” in die zin is hoe “그” wordt gebruikt.

We gebruiken “저” voor iets dat we kunnen zien, maar niet kunnen aanraken omdat het te ver weg is.

Je kunt “그” en “저” voor een zelfstandig naamwoord zetten om “dit/deze” of “dat/die” te omschrijven, net zoals we hadden gedaan met “이”.

이 사람 = Deze persoon
그 사람 = Die persoon
저 사람 = Die persoon

이 남자 = Deze man
그 남자 = Die man
저 남자 = Die man

이 여자 = Deze vrouw
그 여자 = Die vrouw
저 여자 = Die vrouw

이 의자 = Deze stoel
그 의자 = Die stoel
저 의자 = Die stoel

이 탁자 = Deze tafel
그 탁자 = Die tafel
저 탁자 = Die tafel

Nogmaals, hoewel de Nederlandse vertalingen van “그” en “저” hetzelfde zijn, zijn ze niet hetzelfde woord in het Koreaans. Onthoud dit goed!

Één van de meest gebruikte woorden in het Koreaans is “것”, wat “ding” betekent. Wanneer 이, 그 of 저 voor “것” worden geplaatst, komt er 1 woord uit (een samengesteld woord). Daarom moet er, als “것” achter 이, 그 of 저 wordt geplaatst, geen ruimte zijn tussen de twee. Kortom, de woorden hieronder zijn een samenstelling en geen aparte woorden:

이것 = dit ding
그것 = dat ding
저것 = dat ding

Ditzelfde fenoneem komt nog vaker voor met andere woorden. Bijvoorbeeld met het woord 곳 (plek) en 때 (tijd), maar dat zal je allemaal in toekomstige lessen leren!

Met deze woorden is het woordje “ding” niet nodig in de Nederlandse vertaling, want:

Ik zal even dat/die als voorbeeld gebruiken, maar hetzelfde doe je met “dit/deze”.

“Dat/die” wordt voor het zelfstandig naamwoord gebruikt die hij omschrijft. Zoals we eerder zagen:

Die persoon
Die man
Die vrouw

Maar, het kan ook zelf een zelfstandig naamwoord zijn. Bijvoorbeeld:

Ik vind dat leuk

In zo een soort Nederlandse zin, verwijst “dat” naar iets dat je leuk vindt. Het is een zelfstandig naamwoord. Het is een ding.

Het heeft dezelfde betekenis als:

Ik vind dat ding leuk

Ik gebruik liever geen grammatische taal in mijn lessen, maar als je weet wat deze woorden betekenen, kan dat handig zijn. In beide Nederlandse en Engels, kan “dat/die” een bepaler (als in, “Ik vind die man leuk”), en ook een voornaamwoord (als in, “Ik vind die leuk”).
Als het wordt gebruikt als bepaler in het Koreaans, moet je 그 voor het zelfstandig naamwoord zetten. Als het wordt gebruikt als voornaamwoord, wordt het woordje 그것 gebruikt.

Hoewel “이, 그 en 저” vertalen naar “dat/deze, dit/die en dit/die” en voor zelfstandig naamwoorden worden geplaatst om “dat/deze zelfstandig naamwoord, dit/die zelfstandig naamwoord en dit/die zelfstandig naamwoord” aan te duiden, zijn “이것, 그것 and 저것” wel zelfstandig naamwoorden (het zijn voornaamwoorden. Daarom hoeven ze in de vertaling niet gevolgd te worden met het woordje “ding”, ook al betekent het hetzelfde.

Ik vind dit leuk
Ik vind dit ding leuk

Ik vind dat leuk
Ik vind dat ding leuk

Nu kunnen we zelfstandig naamwoorden als onderwerpen of lijdend voorwerpen in de zin gebruiken. We gaan nu kijken hoe ze kunnen worden gebruikt met “이다”.

 

 

Dit/deze en dat/die met 이다 gebruiken

Nogmaals, 이다 wordt vertaald naar “zijn” en heeft de vervoegingen “ben/is/zijn” in het Nederlands. Nu dat we weten hoe we 이, 그 en 저 (en 이것, 그것 en 저것) moeten gebruiken, kunnen we dit soort zinnen maken:

Die persoon is een dokter

Laten we beginnen met deze woorden in de Koreaanse zinsvolgorde te zetten:

Die persoon은 dokter is

Vervolgens vervangen we de Nederlandse woorden met Koreaans:

그 사람은 +  의사 + 이다
그 사람은 의사이다
(그 사람은 의사야 / 그 사람은 의사예요)

Nog meer voorbeelden:
그 사람은 선생님이다 = Die persoon is een leraar
(그 사람은 선생님이야 / 그 사람은 선생님이에요)

이것은 탁자이다 = Dit (ding) is een tafel
(이것은 탁자야 / 이것은 탁자예요)

저것은 침대이다 = Dat (ding) is een bed
(저것은 침대야 / 저것은 침대예요)

그 사람은 남자이다 = Die persoon is een man
(그 사람은 남자야 / 그 사람은 남자예요)

그 사람은 여자이다 = Die persoon is een vrouw
(Play그 사람은 여자야 / 그 사람은 여자예요)

그것은 차이다 = Dat (ding) is een auto
(그것은 차야 / 그것은 차예요)

이것은 나무이다 = Dit (ding) is een boom
(이것은 나무야 / 이것은 나무예요)

Er zijn 1250 voorbeeld zinnen in Hoofdstuk 1. Ze zijn allemaal gelinkt met een audio bestand. Je kunt ze allemaal in één pakket vinden hier.

Wow! Dat was een hele ingewikkelde les. Als ik een Koreaans leerboek oppak, weet ik zeker dat dat eerste hoofdstuk veel makkelijk zou zijn dan dit. Maar ik doe het voor een reden: als je dit leert in het begin is dat heel handig voor later. Toen ik Koreaans begon te leren, duurde het maanden voordat ik me deze dingen realiseerde (niet omdat ze moeilijk waren, maar omdat ik een leerboek gebruikte dat mij dit niet leerde en waarom ze zo in het Koreaans zijn).

Voordat je verder gaat, zorg ervoor dat je de Koreaanse zinsvolgorde begrijpt zoals in deze eerste les wordt uitgelegd. Onthoud daarnaast dat de voorbeeldzinnen die niet tussen haakjes zijn technisch incorrect zijn (of heel heel zeldzaam), omdat ze niet zijn vervoegd.

Oke, ik snap het! Neem me mee naar de volgende les Of,

Klik hier voor een werkboek voor deze les (Engels)