Menu Close

Les 4: Koreaans Bijvoeglijk Naamwoorden ~ㄴ/은

Deze les is ook beschikbaar in Español, Русский, Français, 中文 en Português.

 

Woordenschat

De woordenschat van onze lessen wordt, voor het gemak, verdeeld in zelfstandig naamwoorden, werkwoorden, bijvoeglijk naamwoorden en bijwoorden.

Wil je nog extra oefenen met de woorden herkennen? Probeer ze dan te vinden in een Woordenzoeker.

(TN: “Conjugate” staat voor vervoegen)

Zelfstandig Naamwoorden:
= straat
거리 = straat/weg
= hand
영어 = Engels
택시 = taxi
열차 = trein
= trein/station
버스 정류장 = bushalte
비행기 = vliegtuig
자전거 = fiets
아내 = vrouw (als in echtgenote)
아이 = kind
아들 = zoon
= dochter
남편 = man (als in echtgenoot)
아버지 = vader
어머니 = moeder
편지 = brief
= smaak
식사 = maaltijd
아침 = ochtend
아침식사 = ontbijt
= water
사과 = appel
= geld

Werkwoorden:
오다 = komen
끝내다 = afmaken
춤추다 = dansen
알다 = weten
걷다 = lopen
배우다 = leren
연습하다 = oefenen
생각하다 = nadenken
살다 = leven

Lijdende Werkwoorden:
끝나다 = afgemaakt hebben

Bijvoeglijk Naamwoorden:
위험하다 = gevaarlijk zijn
잘생기다 = knap zijn (als in er goed uit zien)
못생기다 = lelijk zijn
피곤하다 = moe zijn
다르다 = verschillend zijn
슬프다 = verdrietig zijn
맛있다 = heerlijk zijn
재미있다 = leuk zijn, grappig zijn
많다 = veel zijn van, een heleboel zijn van
행복하다 = blij zijn

Bijwoorden en Andere Woorden:
거기 = daar
저기 = daar (als het verder weg is)
지금 = nu
하지만 = maar

Als je Engels goed is, kun je deze woorden leren met onze Memrise tool.

 

 

Veelgebruikte Begroetingen

Ik wou dat ik je kon vertellen dat je je hier geen zorgen over hoefde te maken. Ik kan dit natuurlijk wel zeggen, maar ik denk niet dat je naar mij zal luisteren. Als men een nieuwe taal leert, willen ze dit soort woorden zo snel mogelijk leren. Ik begrijp dit volkomen, maar ik heb expres zo lang gewacht met je dit soort uitdrukkingen te leren. Als ik eerlijk ben wil ik ze je nog steeds niet laten zien – maar ik weet zeker dat je nu zoiets hebt van “Ik ben zo ver gekomen en ik weet niet eens hoe ik ‘tot ziens’ moet zeggen!”

In het Koreaans kun je dit soort woorden en uitdrukkingen makkelijker begrijpen als je ook begrijpt waarom ze zo worden gebruikt. Helaas weet je dat nu nog niet, daar zullen we na nog een paar lessen op komen. Maar goed, hier zijn een paar veelgebruikte uitdrukkingen waar jij zo lang op hebt gewacht:

안녕히 가세요 = Tot ziens (gezegd tegen de persoon die weggaat)
안녕히 계세요 = Tot ziens (gezegd tegen de persoon die blijft)
만나서 반갑습니다 = Leuk je te ontmoeten
실례합니다 = Pardon
죄송합니다/미안합니다 = Sorry
이름이 뭐예요? = Wat is je naam?
저의 이름은 ______이에요 = Mijn naam is ______
어디에서 왔어요? = Waar kom je vandaan?
저는 _______에서 왔어요 = Ik kom uit ______

Als je ze niet uit je hoofd kan leren, is dat geen enkel probleem. Ik blijf bij mijn standpunt staan dat je ze niet begint te leren totdat je de grammatica in de uitdrukkingen begrijpt.

Zo, dat hebben we gehad. Laten we nu beginnen om wat echte stof te leren.

 

 

Bijvoeglijk Naamwoorden~/

Oke oke, dit zal je niet helpen om de begroetingswoorden te leren, maar wat je nu op het punt staat om te leren is een enorme stap in de Koreaanse taal leren. Je zou deze hele belangrijke regels van de vorige les nog moeten weten:

  • Alle zinnen moeten op of een werkwoord of bijvoeglijk naamwoord eindigen
  • Alle werkwoorden/bijvoeglijk naamwoorden eindigen op het blok ‘다’

Hoewel deze allebei waar zijn (en dat altijd zullen zijn), gaan we ons even in ze verdiepen:

  • Alle zinnen moeten op of een werkwoord of bijvoeglijk naamwoord eindigen
    Dat klopt, maar werkwoorden en bijvoeglijk naamwoorden kunnen OOK ergens anders in de zin staan. In de vorige les heb je deze zin geleerd:저는 배를 원하다 = Ik wil een boot
    (나는 배를 원해 / 저는 배를 원해요)

Maar wat als je wilt zeggen: “Ik wil een grote boot.” In die zin is beide een werkwoord en een bijvoeglijk naamwoord. Waar zou je het bijvoeglijk naamwoord dan zetten? In het Koreaans wordt dit op dezelfde positie als in het Nederlands gezet. Bijvoorbeeld:

나는 배를 원하다 = Ik wil een boot
나는 grote 배를 원하다 = Ik wil een grote boot

Simpel, we vervangen gewoon het Koreaanse woord voor groot (크다) in die zien, toch?:

나는 크다 배를 원하다 = Verkeerd. Hartstikke onwijs verkeerd!

Weet je nog de tweede regel die ik je heb geleerd?:

  • Alle zinnen moeten op of een werkwoord of bijvoeglijk naamwoord eindigen
    – Ja, maar de versie van het woord met ‘다’ als de het laatste blok is de woordenboekvorm die zelden wordt gebruikt. Elke Koreaanse werkwoord en bijvoeglijk naamwoord heeft een ‘stam’, wat bestaat uit alle letters voor het blok ‘다’ van de woordenboekvorm. Laten we naar een paar voorbeelden kijken:

크다 = 크 (stam) + 다
작다 = 작 (stam) + 다
좋다 = 좋 (stam) + 다
길다 = 길 (stam) + 다
배우다 = 배우 (stam) + 다

In de meeste gevallen, als je te maken hebt met een werkwoord of bijvoeglijk naamwoord, haal je de ‘다’ weg en voeg je iets toe aan de stam.

Wanneer je een bijvoeglijk naamwoord wilt gebruiken om een zelfstandig naamwoord te omschrijven, zoals:

kleine jongen
grote boot
heerlijke hamburger
zachte hand

moet je de ‘다’ weghalen en ~ㄴ of ~은 aan de stam van het bijvoeglijk naamwoord toevoegen.

Woorden waarvan het laatste blok van de stam op een klinker eindigt (크다/비싸다/싸다), moet je ~ㄴ aan toevoegen.

Woord Stam Bijv. Nmw dat een

Zelfst. Nmw kan omschrijven

Voorbeeld Vertaling
크다 큰 배 Grote boot
비싸다 비싸 비싼 비싼 음식 Duur eten
싸다 싼 것 Goedkoop ding

Woorden waarvan de laatste blok van de stam op een klinker eindigt (작다/좋다/많다) moet je ~은 aan toevoegen.

Woord Stam Bijv. Nmw dat een

Zelfst. Nmw kan omschrijven

Voorbeeld Vertaling
작다 작은 작은 남자 Kleine man
좋다 좋은 좋은 아들 Goede zoon
많다 많은 많은 돈 Veel geld

Laten we terugkijken naar wat we wilden zeggen:

Ik wil een grote boot = 저는 크다 배를 원하다 = incorrect
Ik wil een grote boot = 저는 큰 배를 원하다 = correct

De sleutel om dit te begrijpen is om het verschil tussen de volgende zinnen in te zien:

음식은 비싸다 = Het eten is duur
비싼 음식 = duur eten

Het eerste voorbeeld is een zin. De tweede is dat niet, hij heeft nog meer woorden nodig om een zin te worden. Je moet hier of een werkwoord of een bijvoeglijk naamwoord aan toevoegen dat het zelfstandig naamwoord van “duur eten” toekent. Bijvoorbeeld:

나는 비싼 음식을 먹다 = Ik eet duur eten
(나는 비싼 음식을 먹어 / 저는 비싼 음식을 먹어요)
Het werkwoord “eten” kent de zin toe

저는 비싼 음식을 좋아하다 = Ik vind duur eten lekker
(나는 비싼 음식을 좋아해 / 저는 비싼 음식을 좋아해요)
Het werkwoord “leuk vinden” (in deze context “lekker vinden”) kent de zin toe.

비싼 음식은 맛있다 = Duur eten is heerlijk
(비싼 음식은 맛있어 / 비싼 음식은 맛있어요)
Het bijvoeglijk naamwoord “heerlijk zijn” kent de zin toe. In deze zin is geen lijdend voorwerp.

(Onthoud, voor de laatste keer – dat je nog niet weet hoe je werkwoorden en bijvoeglijk naamwoorden aan het einde van een zin moet vervoegen. In de volgende les zullen we hier mee beginnen. Omdat je dit nog niet weet, worden voorbeelden van onvervoegde zinnen in deze les gegeven. Deze zinnen zijn technisch incorrect, maar het is cruciaal dat je ze begrijpt om de Koreaanse zinsstructuur te begrijpen.

In de vorige drie lessen heb ik vervoegde voorbeelden onder de onvervoegde voorbeelden gezet. Je zal deze vervoegingen nu waarschijnlijk nog niet begrijpen.)

Hier zijn nog een paar voorbeelden hoe je bijvoeglijk naamwoorden kunt gebruiken om zelfstandig naamwoorden te omschrijven:

나는 작은 집에 가다 = Ik ga naar het kleine huis
(나는 작은 집에 가 / 저는 작은 집에 가요)

나는 큰 차를 원하다 = Ik wil een grote auto
(나는 큰 차를 원해 / 저는 큰 차를 원해요)

나는 잘생긴 남자를 만나다 = Ik ontmoet een knappe man
(나는 잘생긴 남자를 만나 / 저는 잘생긴 남자를 만나요)

나는 많은 돈이 있다 = Ik heb veel geld
(나는 많은 돈이 있어 / 저는 많은 돈이 있어요)

나는 뚱뚱한 학생을 만나다 = Ik ontmoet een dikke student
(나는 뚱뚱한 학생을 만나 / 저는 뚱뚱한 학생을 만나요)

In les 1 en 1 heb ik uitgelegd dat een bijvoeglijk naamwoord niet over een lijdend voorwerp kan gaan. Veel mensen zullen naar bovenstaande zinnen kijken en zeggen: “Hey! Die zinnen hebben een lijdend voorwerp en een bijvoeglijk naamwoord!” Bijvoeglijk naamwoorden kunnen niet over een lijdend voorwerp gaan om de zin toe te kennen. Dit betekent dat je de onderstaande zin niet kan gebruiken (in beide talen):

나는 집을 작다 = Ik klein huis

Maar, ik heb nooit gezegd dat bijvoeglijk naamwoorden en lijdend voorwerpen in dezelfde zin kunnen zijn. Bijvoeglijk naamwoorden kun je gebruiken om het lijdend voorwerp dat wordt toegekend door het werkwoord te omschrijven. Ik zal dit nog verder uitleggen in de onderstaande zinnen.

In alle onderstaande voorbeelden moet je goed kijken naar de functie van een bijvoeglijk naamwoord tussen het gebruik om een zelfstandig naamwoord te omschrijven en als het wordt gebruikt om de zin toe te kennen.

나는 작은 집에 가다 = Ik ga naar het kleine huis

(나는 작은 집에 가 / 저는 작은 집에 가요)
Het werkwoord “gaan” kent de zin toe

그 집은 작다 = Dat huis is klein
(그 집은 작아 / 그 집은 작아요)
Het bijvoeglijk naamwoord “klein zijn” kent de zin toe. Er is geen lijdend voorwerp in deze zin.

저는 큰 차를 원하다 = Ik wil een grote auto
(나는 큰 차를 원해 / 저는 큰 차를 원해요)
Het werkwoord “willen” kent de zin toe.

이 차는 크다 = Deze auto is groot
(이 차는 커 / 이 차는 커요)
Het bijvoeglijk naamwoord “groot zijn” kent de zin toe. Er is geen lijdend voorwerp in deze zin.

In elk van bovenstaande zinnen, ook al wordt het bijvoeglijk naamwoord altijd als beschrijvingswoord gebruikt, in de gevallen dat ze voor zelfstandig naamwoorden worden geplaatst om ze te omschrijven – zijn deze zelfstandig naamwoorden overal in de zin geplaatst (bijvoorbeeld als het onderwerp, lijdend voorwerp, locatie, of andere plekken). Hetzelfde doet zich voor in het Nederlands. We kunnen een simpele zin als deze hebben:

남자는 음식을 먹다 = De man eet eten
(남자는 음식을 먹어 / 남자는 음식을 먹어요)

Maar ik kan ook bijvoeglijk naamwoorden gebruiken om elk zelfstandig naamwoord in de zin te gebruiken. Bijvoorbeeld:

행복한 여자는 작은 차 안에 있다 = Het blije meisje is in de kleine auto
(행복한 여자는 작은 차 안에 있어 / 행복한 여자는 작은 차 안에 있어요)

Er zijn ook bijvoeglijk naamwoorden die eindigen op “~있다”. De meest voorkomende van deze voor een beginner zijn:

맛있다 = heerlijk
재미있다 = leuk, grappig

Als een bijvoeglijk naamwoord eindigt op “~있다”, plak je ~는 achter de stam in plaats van ~ㄴ/은. Bijvoorbeeld:

그 남자는 재미있는 남자이다 = die man is een grappige man
(그 남자는 재미있는 남자야 / 그 남자는 재미있는 남자예요)

나는 맛있는 음식을 먹다 = Ik eet heerlijk eten
(나는 맛있는 음식을 먹어 / 저는 맛있는 음식을 먹어요)

Het verschil zit in wat wij het “~는 것” principe noemen. Maar nu hoef je je geen zorgen te maken waarom hier ~는 wordt gebruikt in plaats van ~ㄴ/은. Het is nu gewoon voldoende om deze uitzondering te onthouden. Het hele verhaal achter deze grammaticale regel wordt uitgelegd in Les 26 en ik zal dit verder uitleggen in andere lessen van Hoofdstuk 2. Dit concept is verwant met werkwoorden die zelfstandig naamwoorden omschrijven. Bijvoorbeeld:

“De man die ik gister heb ontmoet zal naar het park gaan waar ik naartoe wil gaan”

Maar nu is erg ingewikkeld en dat komt door het hele ~는 것 principe van ik eerder heb genoemd. Nogmaals, hier zal je voor het eerst over leren in Les 26.

 

 

 

Veel zijn van: 많다

Een goede manier om je begrip van bijvoeglijk naamwoorden (het verschil in te zien tussen een zelfstandig naamwoord te omschrijven of een hele zin toe kennen) te oefenen is om het gebruiken met het woord “많다”. 많다 is een bijvoeglijk naamwoord dat aangeeft dat er “veel” of “een heleboel” van iets is. De Nederlandse vertaling hangt af van hoe het is gebruikt in een zin. Bijvoorbeeld, als ik het gebruik om een zelfstandig naamwoord te omschrijven, kun je het volgende doen:

나는 많은 음식을 먹다 = Ik eet veel eten
(나는 많은 음식을 먹어 / 저는 많은 음식을 먹어요)

나는 많은 돈이 있다 = Ik heb veel geld
(나는 많은 돈이 있어 / 저는 많은 돈이 있어요)

나는 많은 아내가 있다 = Ik heb veel vrouwen (ha!)
(나는 많은 아내가 있어 / 저는 많은 아내가 있어요)

Als we dan “많다” gebruiken om een zin toe te kennen, kan het zo gebruikt worden:

사람이 많다

Als je Koreaans leert, moet je goed weten dat het geen zin heeft om een Koreaanse zin letterlijk naar het Nederlands te vertalen. De Koreaanse en Nederlandse grammatica zijn heel verschillend en de Nederlandse regels/structuur naar het Koreaans te dwingen is onnatuurlijk. Als we de vertaling “veel van” van “많다” nemen en een gedwongen Nederlandse vertaling van “사람이 많다”, zouden we krijgen:

Mensen zijn veel van

… Maar dat klopt totaal niet. In plaats daarvan, kijk naar wat “사람이 많다” echt uitdrukt. Het omschrijft dat er veel zijn van iets, en daarom is de juiste vertaling:

사람이 많다 = er zijn veel mensen
(사람이 많아 / 사람이 많아요)

Dus, als 많다 de zin toekoent is de vertaling meestal “Er is/zijn veel van…”.
Nog een voorbeeld:

음식이 많다 = er is veel eten
(음식이 많아 / 음식이 많아요)

Dit kan natuurlijk ook gebruikt worden in hele moeilijke zinnen, maar dit is alleen de basis. Uiteindelijk zal je zulke zinnen kunnen maken:

Er zijn veel zangers die beroemd worden en al hun geld te snel uitgeven

Deze zin zou ook eindigen op “많다”, de structuur zou simpelweg zijn:

(zangers die beroemd worden en al hun geld te snel uitgeven)가 많다

Momenteel heb je nog geen idee hoe zulke ingewikkelde zinnen werken, maar ik wil je laten zien dat de stof van deze les je een stap dichterbij brengt.

Zie je ook dat de partikelen이/가 bij de onderwerpen zijn gebruikt in zinnen die eindigen op“많다”. Er zijn een paar woorden waar partikelen de 이/가 natuurlijker zijn dan ~는/은 bij de onderwerpen. 많다 is één van deze woorden. Als je door onze lessen heengaat zullen we je nog meer situaties laten zien waar je eerder 이/가 gebruikt in plaats van ~은/는.

 

 

 

Partikel ~

~도 is nog een partikel die erg zinvol is. Het betekent “ook” en het kan deze onderwerp partikelen (는/은) OF de lijdend voorwerp partikelen (를/을) verplaatsen, afhankelijk waar je “ook” voor zegt. Bijvoorbeeld:

저도 한국어를 말하다 = Ik spreek ook Koreaans (als toevoeging aan andere mensen)
(나도 한국어를 말해 / 저 한국어를 말해요)

Wat verschilt van:

저는 한국어도 말하다 = Ik spreek ook Koreaans (als toevoeging aan andere talen)
(나는 한국어도 말해 / 저는 한국어 말해요)

Het is belangrijk dat je het verschil ziet tussen bovenstaande voorbeelden. In het Nederlands worden beide betekenissen hetzelfde geschreven, maar klinkt het anders als je aan het spreken bent.
In het eerste voorbeeld zeg je dat JIJ ook Koreaans spreekt, als toevoeging aan andere mensen die dat ook kunnen waar je over aan het praten bent.
In de tweede zin zeg je dat jij ook KOREAANS spreekt, als toevoeging aan andere talen.

Hieronder zijn nog twee zinnen met hetzelfde probleem:

저도 사과를 먹다 = Ik eet ook appels
(나도 사과를 먹어 / 저도 사과를 먹어요)

저는 사과도 먹다 = Ik eet ook appels
(나는 사과도 먹어 / 저는 사과도 먹어요)

In het Nederlands zit het verschil in uitspraak. Het eerste voorbeeld betekent: “andere mensen eten appels, maar ik eet ook appels”. De tweede betekent: “Ik eet ander eten, maar ik eet ook appels”. Je moet goed letten aan welk woord “~도” zit, want van dit woord wordt gezet dat dit “ook” is. Nog meer voorbeelden:

나도 그것을 알다 = Ik weet dat ook
(나도 그것을 알아 / 저도 그것을 알아요)

나도 피곤하다 = Ik ben ook moe
(나도 피곤해 / 저도 피곤해요)

나의 딸도 행복하다 = Mijn dochter is ook gelukkig
(나의 딸도 행복해 / 저의 딸도 행복해요)

Oke, ik snap het! Neem me mee naar de volgende les! Of,
Klik hier voor een werkboek voor deze les (Engels)